Het is lastig als je niet kunt ruiken, maar voor Anky van Beurden gaat het leven door. En ze blijft genieten. Ik heb tien minuten gehuild en toen dacht ik: ‘Jammer’. Ik had ook een dwarslaesie kunnen hebben of mijn nek kunnen breken, bedacht ik.

Bitterballen vindt ze tegenwoordig heerlijk. Het liefst met een flinke lik scherpe mosterd. Het is de structuur – van buiten krokant, van binnen zacht – die de bitterbal lekker maakt. Anky van Beurden (1953) is een van de naar schatting een kwart tot een half miljoen ‘anosmozen’ in Nederland. Ruiken en proeven kan zij niet meer. Haar persoonlijke verhaal.

Reukzenuwen afgescheurd

Vorig jaar augustus, hoogzomer. Voor een bruiloft waren mijn man en ik in Zuid-Frankrijk op vakantie. Op een avond – het was pikdonker, zoals het daar kan zijn – viel ik bij het naar bed gaan van een verhoging en kwam ik terecht op mijn achterhoofd. Een hersenschudding. Ik was even weg, verder leek er niets aan de hand. Een paar dagen later reden we terug naar Nederland. In mijn herinnering hebben we onderweg naar huis nog een paar keer heerlijk gegeten. Achteraf weet ik niet meer wanneer ik nog wel kon ruiken en wanneer het ophield.

De dinsdag na thuiskomst stond ik te koken voor vrienden. Ik had een boeuf bourguignon gemaakt, met champignons, uien, knoflook, paprika’s, maar ik rook het niet. Mijn man vond dat het heerlijk rook. Vrienden die kwamen eten vonden het ook lekker. Ik rook niks. Van anosmie had ik nog nooit gehoord. De volgende dag belde ik de huisarts. Niet kunnen ruiken kan volgens hem heel lang duren. Het kwam door die val, in Frankrijk. De neurologe bij wie ik twee weken later mocht langskomen zei: ‘Ik moet u teleurstellen, maar uw reukvermogen komt nooit meer terug’. Mijn reukzenuwen waren afgescheurd. Alles in je lichaam groeit weer aan – spieren, botjes, alles – maar niet je reukzenuwen. De neurologe adviseerde me om elektrisch te gaan koken en rookmelders in huis op te hangen.

Ik heb tien minuten gehuild en toen dacht ik: ‘Jammer’. Ik had ook een dwarslaesie kunnen hebben of mijn nek kunnen breken, bedacht ik. Thuisgekomen ging ik onmiddellijk googlen en kwam ik terecht bij Anosmievereniging. Dezelfde dag werd ik lid van de vereniging, binnen twee maanden was ik bestuurslid. Hartstikke lastig, anosmie, maar je moet vooral niet in een hoekje gaan zitten. Hoewel – ik realiseer me dat ik makkelijk praten heb. Er zijn mensen die depressief raken nadat ze ineens niet meer kunnen ruiken. Er zijn ‘anosmozen’ die geen enkel plezier meer beleven aan eten en die zelfs bijna nooit meer buiten de deur eten.

Daar heb ik geen last van. Ik ga nog steeds graag uit eten, ik ben nog steeds gek op lekker koken. Hoewel ik nu vaker mijn man even vraag om te proeven en me meer dan voorheen aan het recept houd. Ik kan niet meer onbeperkt experimenteren met kruiden, zoals ik vroeger wel deed, want daarvoor moet je echt kunnen proeven. En ja, ik heb ook wel eens een mislukte maaltijd aan mijn gasten voorgezet.

Umami Paste

Omdat ik niets ruik of proef, hecht ik meer waarde aan de structuur van eten. Ik ben gek op cappuccino – dat schuim is lekker. Als het dan ook nog in een gekleurd kopje zit, vind ik dat helemaal leuk. Of sinaasappelsap uit een keukenmachine, met een laagje schuim erop, ook fijn. Ik houd ook nog steeds van een goed glas wijn. Chardonnay vind ik vaak wat waterig, Sauvignon en Pinot zijn fruitiger. Prosecco is, vanwege de bubbels, voor mij een traktatie.

Je moet het leuk maken voor jezelf. Ik eet geregeld een dikke snee Waldkornbrood, met daarop scherpe Roquefort en een beetje aardbeienjam. In een kookboek, geschreven door een ‘anosmoos’, vond ik de ‘Sechuan Button’, een klein bloemknopje uit Zuid-Amerika. Als ik daar langzaam op kauw, voel ik een soort smaakexplosie in mijn mond.

Ook heb ik stad en land afgezocht naar ‘Umami Paste’. Ik vond het uiteindelijk in een supermarkt in het Belgische Hasselt en later ook hier in Nederland. Umami Paste – in het Japans betekent umami ‘smakelijk’ – is een pasta gemaakt van ansjovis, eekhoorntjesbrood, Parmezaanse kaas en zongedroogde tomaatjes. Het is aangenaam hartig. Ik smeer het overal overheen, zelfs over een saucijzenbroodje.

Niet vaker in bad

Sinds ik niet meer ruik zijn mijn andere zintuigen voor mijn gevoel beter gaan werken. Ik zie beter, neem kleuren scherper waar en hoor ook meer. Laatst nog – mijn man en ik wandelden met de hond in het bos. Het regent, zei ik. Ik hoorde het geluid van druppen op bladeren. Welnee, zei mijn man. Maar even later voelden we het allebei. Ik zie ineens veel meer kleuren, ik zie bloemen die ik eerder niet zag.

Ik lijd niet. Het niet kunnen ruiken heeft me niet onzeker gemaakt, zoals ik wel eens hoor van anderen. Nee, ik poets mijn tanden niet vaker dan een ander, ik ga niet vaker in bad. Hooguit neem ik af en toe het zekere voor het onzekere: een blouse die ik al een dag heb gedragen, gooi ik eerder in de was. Wij ‘anosmozen’ hebben meer was dan een ander.


Dit artikel verscheen op 29-11-2015 in de Telegraaf. Tekst: Hinke Hamer


Naar boven ↑