Samen niets ruiken: een vloek of een zegen?

Susanne de Bruin (27) is freelance journalist en tikte talloze interviews en verhalen voor de patiëntenvereniging reuksmaakstoornis.nl over reukverlies. Sinds eind januari mag zij zich door een coronabesmetting scharen onder de doelgroep waar zij jarenlang voor schreef. In haar blogs vertelt zij over haar eigen ervaringen.

Gedeelde smart is halve smart zegt men weleens. In het geval van reukverlies valt daar echter behoorlijk over te twisten. Een paar dagen nadat ik ontdekte niets meer te ruiken, hoor ik gevloek in huis. Mijn vriend, die via mij helaas ook corona kreeg, hoopte nog even dat zijn neus hem niet in de steek zou laten. Maar niets bleek minder waar toen hij die ochtend deodorant opspoot.

Zelfde schuitje

“Ik ruik gewoon echt helemaal niks als ik die bus onder mijn neus houd’’, stelt hij verbluft. In eerste instantie voel ik me enorm schuldig want ik heb hem besmet. Daar wil hij niets van horen en al snel besluiten we er samen het beste van te maken. Die flesjes voor de reuktraining kunnen we gemakkelijk samen gebruiken en het komt toch eigenlijk ook wel goed uit als je allebei anders wil eten nu je niet meer ruikt. Maar het fijnst is te kunnen bespreken hoe gek het is om niets te ruiken. Die gekke gewaarwording maken we samen mee. We maken er zelfs geregeld grappen over juist omdat we samen in hetzelfde schuitje zitten. Zo zijn scheten in bed plots een loos dreigement. Want: “Ik ruik toch niks.”

Allebei geen idee

Ja, het klinkt haast gezellig zo met z’n tweeën in de reukloze bubbel. Maar het is bovenal heel onhandig. Dat stokbrood steeds vaker ietwat zwartgeblakerd uit de oven komt, deert niet zo. Lastiger wordt het wanneer geen van ons durft te zeggen of het plakje ham nog goed is en er zo heel wat vleeswaren – wellicht voortijdig – in de vuilnisemmer verdwijnen. Elkaar vragen of die trui van gisteren nog fris genoeg ruikt om een tweede dag te dragen, zit er ook niet in. De grootste flater slaan we in de eerste week. We voelen ons allebei nog behoorlijk ziek en huishoudelijke taken worden daardoor zo lang mogelijk uitgesteld. De volle vuilniszak zet ik voor het gemak even bij de voordeur. Vanwege de quarantaine mogen we echter allebei niet naar buiten en zo blijft die zak daar staan. Niet een paar uurtjes maar een hele dag lang op een krappe gang zonder ventilatie. “Het moet hier nu zó stinken’’, concludeer ik verbijsterd. Maar wij hebben geen idee, we ruiken toch niks.