Elbrich Postma promoveert met ‘Coming to your senses’
Op 15 januari 2021 is Elbrich Postma gepromoveerd aan de universiteit van Wageningen. We kennen Elbrich onder andere van het Reuk- en smaakcentrum in Ede. Hier combineert ze wetenschappelijk onderzoek naar reuk- en smaakstoornissen met medische zorg. Wij interviewden Elbrich over haar onderzoek en over haar bijzondere digitale promotie.
Digitaal promoveren
‘Ik ben vanuit huis gepromoveerd, door middel van een digitale samenkomst. Normaal promoveer je in de aula van de universiteit dus dit was wel raar. Ik heb daar ook wel van gebaald. Normaal gesproken is het een hele feestelijke dag waar alle vrienden en familie mogen komen kijken. Nu moest dit allemaal digitaal gebeuren.
Daar heb ik me toch vrij snel overheen gezet, want het blijft bijzonder om te mogen promoveren. Ik wilde het ook graag afronden, want hoe langer geleden de onderzoeken allemaal afgerond zijn, hoe minder vers ze in mijn geheugen zitten. Uiteindelijk was het een hele feestelijke en bijzondere dag. Ik heb veel felicitaties, kaartjes en bloemen gehad. Mijn diploma mocht ik gelukkig wel in de aula tekenen.
Onderzoek naar eetgedrag
Om te promoveren heb ik meerdere onderzoeken gedaan naar de effecten van reuk- en smaakverlies. In twee van deze onderzoeken onderzocht ik de effecten van reuk- en smaakverlies op het eetgedrag. Er zijn twee verschillende groepen mensen onderzocht: patiënten met darmkanker die chemotherapie ondergingen, wat kan leiden tot veranderingen in reuk- en smaakvermogen, en patiënten met een langdurige reuk- en smaakstoornis, dit waren leden van Reuksmaakstoornis.nl. De verwachting was dat mensen die niet (meer) kunnen ruiken andere voedselvoorkeuren krijgen dan mensen die wel kunnen ruiken en daardoor dus anders gaan eten. Zo is er bijvoorbeeld eerder aangetoond dat patiënten die reuk- en smaakveranderingen hebben door chemotherapie een aversie tegen vlees kunnen krijgen.
Opvallend was dat uit mijn onderzoek onder de leden van Reuksmaakstoornis.nl bleek dat mensen geen veranderde voedselvoorkeuren hebben na reuk- en smaakverlies. Ze blijven dezelfde dingen eten en hetzelfde voedingspatroon aanhouden als toen ze nog wel konden ruiken. Bij mensen met aangeboren anosmie (die vanaf hun geboorte niet kunnen ruiken) zagen we een lichte voorkeur voor vetrijke voeding en sterke smaken, wellicht om het tekort aan smaakbeleving te compenseren.
Ik vind het wel belangrijk om daarbij te benoemen dat dit een gemiddelde is. We zien bij het Reuk- en smaakcentrum veel patiënten, ieder met een eigen verhaal. Dat nu uit mijn onderzoek blijkt dat het eetpatroon voor deze patiënten gemiddeld genomen niet verandert, betekent dit niet dat dit voor iedereen zo is. Er zijn namelijk wel mensen die hiermee worstelen en die moeite hebben met een gezond en gevarieerd voedingspatroon als gevolg van reuk- en smaakverlies. Dat moeten we niet vergeten.
Onderzoek naar hersenactiviteit
In een ander onderzoek heb ik gekeken naar de activiteit van de hersenen tijdens het toedienen van een geur bij mensen met een reukstoornis. De activiteit van de hersenen werd gemeten in de MRI-scanner, terwijl de deelnemers tijdens de scan geuren toegediend kregen in hun neus. De meeste deelnemers vonden het gek om dit te doen, want ze ruiken immers niks. Er zal dan dus ook wel niets gebeuren in de hersenen, dachten zij.
Maar het tegendeel bleek waar! Ook bij mensen die helemaal niets roken was er wel hersenactiviteit te zien. Dat is een heel hoopvol resultaat, en geeft ook aanleiding om bijvoorbeeld reuktraining verder te gaan onderzoeken. Het feit dat de hersenen nog steeds actief zijn tijdens het ruiken geeft hoop voor mogelijk herstel.
We weten nu ook dat er verschillen zitten in de hersenactiviteit van mensen die niets ruiken (anosmie) en mensen die een klein beetje ruiken (hyposmie). De hersenen waren actiever bij mensen met hyposmie. Hierdoor vraag ik mij af of deze activiteit nog sterker is bij mensen die een volledig reukvermogen hebben. Dit nodigt uit tot verder onderzoek.
Onderzoek in relatie met Covid-19
Deze onderzoeksresultaten dragen bij aan onze algehele kennis over reukstoornissen. We kunnen deze kennis echter niet één op één vertalen naar de patiënten met reukverlies door corona, omdat reukverlies bij corona een ander mechanisme heeft dan bij de bij ons bekende oorzaken van reukstoornissen tot zover.
Zo zien we bij coronapatiënten vaak niet alleen reukverlies, maar ook smaakverlies. Terwijl bij patiënten met een reukstoornis als gevolg van een griep- of verkoudheidsvirus er bijna altijd alleen reukverlies is. Niet iedereen weet dit, omdat reuk een hele grote rol speelt in onze smaakbeleving. Als alleen je reuk wegvalt, heeft dit dus ook al een grote impact op je smaakbeleving. Maar je spreekt pas van een smaakstoornis als je smaakpapillen ook daadwerkelijk zijn aangetast en je de basissmaken zoet, zout, zuur en bitter niet goed meer kunt proeven.
Daarnaast weten we nog niet hoe de reukstoornis zich bij coronapatiënten ontwikkelt. We kunnen nu maximaal een jaar terugkijken, waardoor we nog niet met zekerheid kunnen zeggen of de reuk en smaak wegblijven of toch nog gaan herstellen. De onderzoeken die ik gedaan heb zullen dus zeker bijdragen aan meer kennis over reukstoornissen in het algemeen, maar niet specifiek voor coronapatiënten.
Toekomstig onderzoek
De resultaten uit deze onderzoeken geven aanleiding tot verder onderzoek. Vooral de werking van reuktraining is interessant, omdat het wellicht in de toekomst heel veel mensen kan gaan helpen. We weten al wel dat reuktraining helpt, maar niet precies waarom en bij wie. We kunnen nog niet voorspellen of reuktraining voor een specifiek iemand zou kunnen helpen. Daarom kunnen we patiënten dus van tevoren niet vertellen of ze wel of niet gaan herstellen, en of de reuktraining daaraan bij zal dragen.
Ik ga bij het Reuk- en smaakcentrum in ieder geval beginnen met een nieuwe studie waarin gezonde mensen vergeleken worden met patiënten met een reukstoornis. De subsidie daarvoor is al binnen, het is alleen even afwachten wanneer we van start kunnen in verband met onderzoeksmogelijkheden in de ziekenhuizen. Dat is nu niet mogelijk door corona.
Verder blijf ik voorlopig ook nog een dag per week bij de Universiteit van Wageningen werken, om verder te gaan met een aantal lopende projecten. Ik blijf mij in de toekomst zeker weten bezighouden met onderzoek naar reuk- en smaakstoornissen.’